-
1 veille
veille [vej]〈v.〉♦voorbeelden:la veille de Noël • kerstavondla veille au soir • de vorige avondà la veille de • aan de vooravond van, vlak voorêtre à la veille de • op het punt staan om, aan de vooravond staan van3 les veilles • de doorwaakte, slapeloze nachtenf1) vooravond, dag voor2) (het) waken, nachtwacht -
2 lundi
lundi [lũdie]〈m.〉1 maandag♦voorbeelden:lundi gras • laatste maandag van het carnaval, dag voor Vastenavondlundi saint • maandag in de Goede Weekle lundi • ('s) maandags, op maandagm -
3 demi-journée
-
4 lundi gras
lundi graslaatste maandag van het carnaval, dag voor Vastenavond -
5 tout
tout1 [toe]〈m.〉1 geheel ⇒ totaal, alles2 hoofdzaak ⇒ (het) belangrijkste, voornaamste♦voorbeelden:risquer le tout pour le tout • alles op het spel zetten(ne) … (pas) du tout • helemaal niet, absoluut nietdu tout • helemaal nietdu tout au tout • helemaal, volledig————————tout2 [toe],1 (ge)heel ⇒ volledig, een en al3 〈 elliptisch〉(bestemd, geschikt) voor ieder(e) ⇒ met alle …, van alle …♦voorbeelden:en toute simplicité • in alle eenvoudil est toute simplicité • hij is een en al eenvoud, hij is de eenvoud zelvetout le temps • voortdurend, aldoor, altijd2 tout un chacun • een ieder, iedereentous (les) deux • allebei, alle tweetous les deux jours • om de andere dagtout ce qu'il y a de gens connus • alle bekende mensenc'est sérieux? tout ce qu'il y a de plus sérieux • echt waar?, honderd procent serieus, ik meen het echt(film) tous publics • (film) voor ieder publiek, voor een breed publiekvéhicule tous terrains • terreinwagen, -voertuig, jeeppour tout (bagage) • als enige (bagage)————————tout3 [toe],1 alles ⇒ allemaal, allen, iedereen♦voorbeelden:avoir tout de • alle eigenschappen hebben vanpour tout dire • al met alc'est tout dire • daarmee is alles gezegdce sera tout pour aujourd'hui • daar zullen we het vandaag bij latentous (au)tant que nous sommes • wij allen, zonder uitzonderingaprès tout • tenslotte, alles welbeschouwden tout et pour tout • niet meer dan, alles bij elkaarenvers et contre tous • tegen iedereenpar-dessus tout, au-dessus de tout • bovenal, vooralvoilà tout • dat is alles¶ comme tout • heel erg, vreselijket tout • en zo, en wat dies meer zijet tout et tout • enzovoort, enzovoort————————tout4 [toe]〈 bijwoord〉1 heel ⇒ erg, zeer, bijzonder, helemaal3 geheel en al ⇒ een en al, niets dan♦voorbeelden:1 tout juste • nog maar net, op het nippertjeêtre tout yeux, tout oreilles • een en al oor, vol aandacht zijnc'est tout un • dat is precies hetzelfdetout aussi grand que • (precies) even groot alsêtre tout à ses projets • helemaal opgaan in zijn, haar plannentout à vous • geheel tot uw beschikking, tot uw dienst¶ tout d'abord • allereerst, voor allestout enfant, tout gosse • als kind al …tout à fait • helemaal, preciestout au moins • op z'n (aller)minsttout au plus • hoogstensle tout dernier, premier • de allerlaatste, allereersteà tout jamais • voor altijdtout de même • tochtout en marchant, il m'a raconté • terwijl we liepen, onder het lopen vertelde hij metout en étant riche, il vit très simplement • hoewel hij rijk is, leeft hij erg eenvoudigtout riche que je suis • hoe rijk ik ook ben1. m1) geheel, totaal2) hoofdzaak3) heelal2. tout, tous, toutespron1) alles2) allemaal, iedereen3. tout, toute, tous, toutesadj1) geheel, volledig2) elk, ieder3) bestemd voor4. adv1) heel, erg, helemaal2) zuiver3) geheel en al -
6 en
en1 [ã]1 〈vervangt een zelfstandig naamwoord (zaaknaam) voorafgegaan door ‘de’ als vast voorzetsel van werkwoord, bijvoeglijk naamwoord of bijwoord〉 ervan ⇒ daarvan, erover, daarover, erop, daarop, ermee, daarmee 〈enz.〉2 〈 vervangt een zelfstandig naamwoord (zaaknaam) dat weggelaten is, of wordt gebruikt bij woorden en uitdrukkingen die hoeveelheden aangeven〉 er(van)♦voorbeelden:il prit un bâton et l'en frappa • hij pakte een stok en sloeg hem ermeeje lui en parlerai • ik zal er met hem over pratenje suis reçu au baccalauréat et j'en suis fier • ik ben voor het eindexamen (middelbare school) geslaagd en ik ben er trots opil en tirera un joli bénéfice • hij zal daar een aardig slaatje uit slaan2 combien de livres avez-vous? j'en ai plusieurs • hoeveel boeken heeft u? ik heb er verscheideneavez-vous des timbres postes? non, je n'en ai plus • heeft u ook postzegels? nee, ik heb er geen meerj'en ai • ik heb er watje n'en ai pas • ik heb er geenvoilà des fruits, prenez-en quelques-uns • hier is fruit, neem er wat van3 j'ai un coffre-fort mais j'en ai perdu la clef • ik heb een brandkast maar ik heb de sleutel ervan verloren————————en2 [ã]〈 bijwoord〉4 〈 wordt niet vertaald〉♦voorbeelden:1 elle en sort • zij komt eruit, zij komt er vandaans'en retourner • rechtsomkeert maken, teruggaanils en sont venus aux mains • ze zijn slaags geraakt————————en3 [ã]〈 voorzetsel〉1 〈 voor namen van landen, landstreken, tijd, hoedanigheid〉in ⇒ te, tijdens, per, bij 〈 blijft soms ook onvertaald〉7 aan♦voorbeelden:en mon absence • in, tijdens mijn afwezigheidteneur en alcool • alcoholgehalteen automne • in de herfstcompte en banque • bankrekeningen classe • in de klas, op schooltélévision en couleur • kleurentelevisieen croix • gekruistdocteur en droit • meester in de rechtenarbres en fleurs • bomen in bloeien France • in Frankrijken dix minutes • in tien minutenpromenade en vélo • fietstochtje, een eindje om per fietsen général • in het algemeenaller en ville • de stad ingaan, naar de stad gaanaller en voiture • per auto gaanêtre fort en mathématiques • goed in wiskunde zijnpeindre qc. en bleu • iets blauw verventraduire un texte en allemand • een tekst in het Duits vertalenil y a en lui qc. de mystérieux • hij heeft iets geheimzinnigsen moi-même, je pensais … • ik dacht bij mezelf …cela ne me concerne en rien • dat gaat mij niets aancela fait en tout deux cents francs • dat is dan in het totaal tweehonderd frankfaire les choses en grand • de zaken groots aanpakkense déguiser en arlequin • zich als clown vermommenen cercle • cirkelvormigparler en connaisseur • als een kenner pratenen ce moment • op dit ogenbliken ce monde • op deze werelden sabots • op klompenen Sicile • op Siciliëêtre en voyage • op reis zijnen arrière • naar achterenen avant • naar vorenen entrant il dit bonjour • bij het binnenkomen groette hijpauvre en matières premières • arm aan grondstoffen1. proner(van), erover, erop, etc.2. adv1) ervandaan, eruit2) daarom, erom, erdoor3) op weg3. prép1) in, te, tijdens, per, bij, naar [landen]2) als, -vormig [eigenschap]3) op [plaats, tijd]4) bij het5) tot [begin-, eindpunt]6) aan7) van [materiaal]8) over [tijd] -
7 un
un1 [ũ],une [uun]〈m., v.〉1 één♦voorbeelden:ne faire ni une ni deux • geen moment aarzelenpas un(e) • geen (enkele)plus d'un • menigeenun à un, un par un • één voor éénet d' un(e)! • dat is één!voilà une de ces bêtises! • is me dat weer een stommiteit!〈 spreekwoord〉 quand il y en a pour un (deux, trois), il y en a pour deux (trois, quatre) 〈 wanneer er genoeg is voor één (twee, drie), dan is er ook genoeg voor twee (drie, vier)〉————————un2 [ũ],une [uun]1 één ⇒ een eenheid, een geheel vormend♦voorbeelden:la vérité est une • er is maar één waarheidne faire qu'un • één geheel zijn, vormenII 〈 telwoord〉1 één♦voorbeelden:le trente et un décembre • een en dertig december→ avis, précaution————————un3 [ũ],une [uun]〈onbepaald voornaamwoord; ook m.〉♦voorbeelden:un de ces jours • één dezer dagenils s'injurient l' un l'autre • zij schelden elkaar uitl' un et l'autre • beiden→ malheur————————un4 [ũ],une [uun]〈 lidwoord〉1 een♦voorbeelden:1 une fois, un jour • eens, op zekere dagun monsieur X • een zekere meneer X1. = une; m/f, adj 2. = une; art -
8 dater
dater [daatee]3 ouderwets zijn ⇒ dateren, achterhaald zijn♦voorbeelden:de quand date votre dernière visite? • wanneer was u hier voor het laatst?II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 dateren ⇒ de ouderdom, datum bepalen vanv3) ouderwets, achterhaald zijn -
9 point
point1 [pwẽ]♦voorbeelden:(ne) point de … • geen …————————point2 [pwẽ]〈m.〉3 mate ⇒ staat, graad, moment4 punt ⇒ zaak, onderwerp, kwestie6 (brei-, naai)steek♦voorbeelden:points de suspension • gedachtepuntjes, puntje, puntje, puntjemettre le, un point final à qc. • ergens een punt achter zettenun point, c'est tout • punt uit, en daarmee basta→ misepoint de chute • plaats van inslagpoint d'eau • tappuntpoint d'impact • trefpuntpoint d'intersection • snijpunt, kruispunt, knooppunt 〈 van wegen〉point de mire • mikpuntpoint de section • snijpuntpoint de vue •〈zie ‘point de vue’〉les points cardinaux • de windstrekenc'est son point faible • dat is zijn zwakke puntl'affaire est au point mort • de zaak is vastgelopenmettre (le levier) au point mort • de versnelling in zijn vrij zetten3 à ce point (que) • in zodanige mate (dat), zo erg (dat)à tel point que, au point que 〈+ aantonende wijs, soms aanvoegende wijs〉 • zo zeer, zo veel datau point de 〈+ onbepaalde wijs〉 • zo zeer, zo veel datà quel point • hoe erg, hoe zeerau point où en sont les choses • zoals de zaken (ervoor) staanau dernier point, au plus haut point • uiterst, tot het uiterstenous en sommes toujours au même point • we zijn nog altijd even vermal en point • lelijk toegetakeld, in slechte staatêtre mal en point • er slecht aan toe zijn4 point de détail • detailkwestie, onbelangrijk puntpoint d'honneur • erezaakpoint de religion • gewetenszaakpoint critique • heet hangijzer, punt waar het om draaitde point en point • letterlijk, preciesde, en tout point, en tous points • in alle opzichten, op alle puntenun discours en trois points • een redevoering in drie delenpoint par point • punt voor puntsur ce point • wat dit betreftbattre aux points • op punten verslaanrendre des points à qn. • iemand punten voorgeven; 〈 figuurlijk〉sterk staan, in het voordeel zijn ten opzichte van iemandvainqueur aux points • winnaar op punten6 point de couture • stiksel, stiksteekpoint mousse • ribbelsteekpoints de suture • hechtingenpoints de tapisserie • borduurstekenfaire un point à • met een paar steken bij elkaar halen7 point d'attache • thuishaven, standplaatsfaire le point • 〈 van schip〉bestek opmaken, positie bepalen; 〈 figuurlijk〉de balans opmaken, inventariseren8 point de côté • steek, pijn in de zijpoint de côté • steek in de zijau point du jour • bij het krieken van de dagtomber à point • goed van pas komen, goed uitkomenà point • gaar, precies goedà point nommé • stipt op tijd, als geroepenêtre au point • in orde zijn, goed werkenêtre sur le point de • op het punt staan om (te)m1) punt2) stip3) mate, graad4) cijfer5) (brei-, naai)steek6) positie, standplaats7) steek [in de zij]8) (het) aanbreken [dag] -
10 assurer
assurer [aasuuree]3 waarborgen ⇒ veilig, zeker stellen, zorgen voor4 belast zijn met ⇒ de verantwoordelijkheid hebben voor, waarnemen♦voorbeelden:4 assurer une permanence • dag en nacht open zijn, de dienst waarnemenassurer son service • dienst doen, hebbenassurer une rente à qn. • iemand een jaargeld toekennen♦voorbeelden:s'assurer (de) qc. • zich van iets verzekeren, zich iets verschaffen1. v1) verzekeren (van, tegen)2) waarborgen, veilig/zeker stellen2. s'assurerv -
11 demain
demain [dəmẽ]〈 bijwoord〉1 morgen♦voorbeelden:d'ici (à) demain • vóór morgen, tussen nu en morgendemain en huit • morgen over een weekdemain il fera jour • morgen is er weer een dagdemain on rase(ra) gratis • morgen brengen!ce n'est pas pour demain, ce n'est pas demain la veille • het duurt nog wel even voor het zover is2 de quoi demain sera-t-il fait? • hoe zal de toekomst er uit zien?adv1) morgen2) in de toekomst, spoedig -
12 homme
homme [om]〈m.〉1 mens2 man♦voorbeelden:homme des cavernes • holenmensdépouiller le vieil homme • de oude Adam afleggen〈 spreekwoord〉 l'homme propose, Dieu dispose • de mens wikt, maar God beschikthomme de bien • rechtschapen manhomme de couleur • kleurlinghomme de Dieu • priester, heiligehomme d'église • geestelijkehomme d'épée • militairhomme d'équipage • lid van de bemanninghomme d'esprit • geestrijk manhomme d'Etat • staatsmanhomme au foyer • huismanhomme du jour • held van de daghomme de lettres • letterkundigehomme de loi • rechtsgeleerdehomme de main • handlangerhomme de paille • stromanparole d'homme! • op mijn erewoord!homme de peine • sjouwerhomme de robe • magistraatl'homme de la rue • de man in de straat, Jan Modaalhomme de science • wetenschapsmanhomme de troupe • soldaatgrand homme • groot, beroemd manhomme grand • grote manvoilà mon homme • dat is de man die ik zoekhomme politique • politicusje suis votre homme • ik ben uw man, ik ben bereid dat voor u te doenêtre (un) homme à • het soort man zijn datil a trouvé son homme • hij heeft zijn evenknie gevondenhomme à femmes • Don Juan, ladykillerd' homme à homme • van man tot man, directcomme un seul homme • als één man, unaniemm1) mens2) man3) kerel -
13 paraître
paraître [paaretr]〈 werkwoord〉2 verschijnen ⇒ zichtbaar zijn, komen opdagen3 lijken ⇒ schijnen, doorgaan voor, eruitzien♦voorbeelden:vient de paraître • zojuist verschenenil n'y paraît pas • het is niet te merkenparaître en public • in het openbaar optredenparaître en justice • voorkomen, voor het gerecht verschijnenil paraît que, il paraîtrait que • het gerucht gaat, er is sprake van datà ce qu' il paraît • schijnbaar, naar het schijnt〈 informeel〉 paraît que • het gerucht gaat dat, het ziet ernaar uit datil paraît que oui • het schijnt zov1) verschijnen3) schijnen, eruitzien -
14 présent
présent1 [preezã]〈m.〉1 (het) heden ⇒ (het) tegenwoordige, (het) nu♦voorbeelden:à présent • tegenwoordigdès à présent • vanaf hedenjusqu'à présent • tot nu toepour le présent • voor het momentà présent qu' il est malade • nu hij ziek is————————présent2 [preezã]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉♦voorbeelden:être présent à qc. • iets bijwonenne pas être présent à la conversation • met z'n gedachten niet bij het gesprek zijncela me sera toujours présent • dat zal me altijd bijblijvenla présente • deze briefpar la présente • bij deze, hierbijprésent! • present!participe présent • tegenwoordig deelwoorddans le cas présent • in dit geval1. adj1) aanwezig2) tegenwoordig2. interj -
15 soleil
soleil [sollej]〈m.〉♦voorbeelden:soleil de plomb • felle zon, verzengende hitteau soleil couchant • tegen zonsondergangau soleil levant • bij het aanbreken van de dagen plein soleil • in de volle zonêtre le (rayon de) soleil de qn. • (voor) iemand een zonnestraal zijnil fait (du) soleil • het is zonnig, de zon schijntse lever avec le soleil • vroeg uit de veren zijn→ plissém1) zon2) zonlicht3) zonnebloem -
16 cordon
cordon [kordõ]〈m.〉1 snoer ⇒ touw(tje), lint, koord, band♦voorbeelden:cordons de souliers • schoenvetersdesserrer les cordons de sa bourse • geld voor de dag halentenir les cordons de la bourse • het geld, de kas beherentirer les cordons des sonnettes • overal aankloppencordon ombilical • navelstrengcouper le cordon • de navelstreng doorknippenm1) touw, koord2) snoer, draad [elektriciteit]3) reeks, rij4) linie [troepen]5) kordon [politie]6) ordeband, lint8) kartelrand [munt] -
17 empressement
empressement [ãpresmã]〈m.〉1 voorkomendheid ⇒ bereidwilligheid, dienstvaardigheid2 geestdrift ⇒ gretigheid, haast♦voorbeelden:m2) haast, ijver -
18 fixe
fixe [fieks]♦voorbeelden:le baromètre est au beau fixe • de barometer staat op bestendigidée fixe • dwanggedachte, obsessieà jour fixe • steeds op dezelfde dagun fixe • vast inkomen, bedragadj1) vast, onbeweeglijk2) strak, gefixeerd -
19 musette
-
20 pierre
pierre [pjer]〈v.〉1 steen ⇒ gesteente, rots♦voorbeelden:âge de (la) pierre • stenen tijdperkpierre à briquet • vuursteentjepierre à chaux • kalksteenpierre aux fées • reuzensteen, megalietpierre à feu, à fusil • vuursteenc'est une pierre dans ton jardin • die (opmerking) kun je in je zak stekenpierre à plâtre • gipspierre de taille • gehouwen steen, blok natuursteenpierre spéculaire • glimmer, spiegelsteenpierre tombale • grafsteenune pierre à aiguiser • een slijpsteenapporter sa pierre à l'édifice, à l'ouvrage • zijn steentje bijdragenfaire d'une pierre deux coups • twee vliegen in één klap slaanil gèle à pierre fendre • het vriest dat het kraaktjeter la (première) pierre à qn. • iemand de schuld gevenun jour à marquer d'une pierre blanche • een gedenkwaardige dagtomber comme une pierre • als een baksteen naar beneden vallenpierre à pierre • steen voor steen; stukje bij beetjede pierre • van steen, stenen 〈 ook figuurlijk〉un coeur de pierre • een hart van steenses traits s'étaient faits de pierre • zijn, haar gezicht stond strakdur comme une pierre, comme la pierre • keihard, bikkelhardpierre (précieuse) • edelsteenmalheureux comme les pierres (du chemin) • diep ongelukkig————————pierre (précieuse)f1) steen2) edelsteen
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Partij voor de Vrijheid — Partei für die Freiheit Parteivorsitzender Geert Wilders … Deutsch Wikipedia
Michael Jansen — For the German artist, see Michael Jansen (artist). Michael Jansen Personal information Date of birth June 10, 1984 (1984 06 10) (age 27) … Wikipedia
Tim Krabbe — Tim Krabbé (* 13. April 1943 in Amsterdam) ist ein niederländischer Schriftsteller, Schachmeister und Schachkuriositätensammler. Inhaltsverzeichnis 1 Leben 2 Auszeichnungen (Belletristik) 3 Werke (Belletristik) 4 Werke (Schach) … Deutsch Wikipedia
Tim Krabbé — (* 13. April 1943 in Amsterdam) ist ein niederländischer Schriftsteller, Schachmeister und Schachkuriositätensammler. Inhaltsverzeichnis 1 Leben 2 Auszeichnungen (Belletristik) 3 Werke (Belletristik) … Deutsch Wikipedia
Краббе, Тим — Тим Краббе Tim Krabbé Дата рождения … Википедия
Michael of Romania — Michael Michael of Romania in 2007. King of Romania Reign 20 July 1927 – 8 June 1930 (&am … Wikipedia
Tag — 1. Alen Doach hîsch, äs mäkest hîsch; un Sangtich hîsch, dâd äs hîsch. (Siebenbürg. sächs.) – Schuster, 368. 2. All Dag is ken Joarmarkt. (Strelitz.) 3. All Dage is kîn Sonndag (kîn Karkmess, sün kîn Fangeldage). (Oldenburg.) 4. All Doag wat Nîgs … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Bløf — Pays d’origine Pays Bas Genre musical Rock Années d activité Depuis 1992 Labels … Wikipédia en Français
Brot — 1. Abgeschnitten Brot hat keinen Herrn. Frz.: Pain coupé n a point de maître. 2. Alles Brot ist dem gesund, der hungert. 3. Alt Braut un drüge Holt helpen hushalten. (Westf.) 4. Alt Brot, alt Mehl, alt Holz und alter Wein sind Kleister. –… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Morgen (Adv.) — 1. Auf morgen spare nicht, was du heute thun kannst. – Körte, 4297. Frz.: Ce que tu peux faire au matin n attens vespres ni lendemain. – N attendre pas à faire au vespre ce que tu pués faire au matin. (Leroux, II, 190 u. 266.) 2. Das schlimme… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Arbeitnehmerorganisation — Briefmarke 1968 100 Jahre Gewerkschaften in Deutschland Eine Gewerkschaft ist ein Interessenverband von Arbeitnehmern. Inhaltsverzeichnis 1 … Deutsch Wikipedia